Een veilige slaapomgeving begint met een paar eenvoudige gewoontes. Wist je dat Nederland tot de landen behoort met het laagste aantal gevallen van wiegendood? Dat is grotendeels te danken aan duidelijke adviezen, zoals je baby op de rug laten slapen en het bedje zo leeg mogelijk houden.
Rugslapen: veilig én aanbevolen
Je baby slaapt het veiligst op de rug. Dat voorkomt dat het neusje of mondje tegen het matras komt te liggen, wat de ademhaling zou kunnen belemmeren. Maak je geen zorgen: het risico op verslikken is bij rugligging niet groter dan in andere houdingen. Wissel het hoofdje van je baby regelmatig af (links en rechts) om een voorkeurshouding en een plat hoofdje te voorkomen.
Op de buik of zij slapen wordt afgeraden totdat je kindje zelf kan omrollen. Sinds dit advies is ingevoerd, is het aantal wiegendoodgevallen sterk afgenomen. Met een babyfoon met display kun je je kindje gerust in de gaten houden terwijl hij of zij veilig op de rug slaapt. Dankzij de temperatuurweergave weet je ook meteen of het kamertje niet te warm of koud is.
Eigen bedje, eigen ruimte
Je baby slaapt het veiligst in een wiegje of ledikantje, bij voorkeur tot een maand of 6. Samen slapen in het grote bed klinkt gezellig, maar wordt bij jonge baby’s (onder de 4 maanden) afgeraden vanwege een verhoogd risico op wiegendood. Ook babynestjes zijn niet veilig in het bedje – die kunnen verstikkingsgevaar opleveren.
Zorg voor een rustige, donkere kamer met een temperatuur tussen de 16 en 20°C. Voeten die prettig aanvoelen (niet te warm, niet te koud) zijn een goede graadmeter. Een babyfoon met camera én temperatuurweergave helpt je niet alleen om je baby te zien, maar ook om de temperatuur in de kamer te checken. Wel zo’n gerust gevoel.
Houd het bedje leeg en simpel
Een veilig bedje is leeg: dus geen kussen, dekens, knuffels of bumpers. Die kunnen het risico op verstikking of oververhitting verhogen. Je baby kan zichzelf nog niet goed afkoelen, dus kleed je baby niet te warm aan en gebruik een slaapzak in plaats van losse dekens. Check altijd even het nekje om te voelen of je kindje het niet te warm heeft, de voetjes voelen vaak koud aan, ook al hebben ze het niet koud, dit is dus geen goede graadmeter.
Ga je toch samen slapen? Let dan extra goed op dat je baby niet bedolven raakt onder beddengoed. Gebruik bij voorkeur veilige, ademende materialen.
Een ritme helpt je baby (en jou)
Vanaf een week of 10-12 gaan baby’s langzaam een dag-nachtpatroon ontwikkelen. Een vast ritme en herkenbaar bedritueel helpen daarbij. Denk aan:
- Schone luier
- In een fijne slaapzak met de juiste TOG waarde voor de temperatuur
- Laatste voeding
- Een kusje en zacht muziekje
Naarmate je baby groeit, verandert het slaapritme mee: rond 6 maanden vaak nog 2-3 dutjes, vanaf 9 maanden meestal 2, en rond 1 jaar nog 1 dutje per dag. De slaapcyclus van je baby (ongeveer 50-60 minuten) bestaat uit actieve en rustige slaap.
Let op de signalen van vermoeidheid
Ieder kindje is anders: de één slaapt uren achter elkaar, de ander doet korte hazenslaapjes. Probeer te letten op vermoeidheidssignalen, zoals gapen, in de oogjes wrijven of wegkijken/staren. Zo weet je wanneer het tijd is om naar bed te gaan. Een rustige, prikkelarme omgeving helpt je baby om beter in slaap te vallen én door te slapen. Tijdens de slaap wisselen actieve (met beweging) en stille slaap elkaar af. Beide zijn normaal en horen bij een gezond slaappatroon.